ProceZ
Voor toekomstbestendige, circulaire, biobased productieketens in Zeeland.
Slecht beheer van vaste en aquatische afvalstromen resulteert in verlies van hulpbronnen en vervuiling, terwijl een circulaire aanpak (inclusief valorisatie en hergebruik van afval) kansen creëert voor nieuwe processen en producten.
Bedrijven kunnen meer zelfvoorzienend worden door het sluiten van kringlopen met een positief effect op de leefomgeving. ProceZ wil bijdragen aan circulariteit van water, nutrienten en het hergebruik en valorisatie van organisch afval in Zeeland. Binnen het project wordt een systeemanalyse van stromen uitgevoerd om te bepalen hoe verlies van hulpbronnen kan worden voorkomen en hoe deze beter benut kunnen worden voor de samenleving.
Naar aanleiding van consultaties met stakeholders is een praktijkgedeelte over biobased materialen en het voorkomen van voedselverspilling in het project opgenomen. Ook wordt in het project onderzoek gedaan naar het wettelijke kader voor afvalbeheer en herbestemming, omdat dit een cruciaal aspect is om impact te kunnen realiseren.
Lees hieronder een interview met projectleider Renata van der Weijden.
“Het is complex, maar je moet gewoon beginnen.” Renata van der Weijden weet met andere woorden heel goed waaraan ze begonnen is met het DCC-icoonproject Propelling Circular Economy in Zeeland. “Onze focus ligt op de circulariteit van diverse reststromen (onder meer in de voedselketen), het hergebruik van afvalwater en nutriënten en de ontwikkeling en het gebruik van biobased bouwmaterialen."
Het doel is helder: samen met betrokken stakeholders impact realiseren en laten zien wat mogelijk is. Daarnaast ziet Van der Weijden een belangrijke rol weggelegd voor het onderwijs: “We willen de principes van de circulaire en biobased economie stevig verankeren in het curriculum. Studenten van Scalda, HZ University of Applied Sciences en University College Roosevelt worden via stages, opleidingen, onderzoek en ondernemerschap actief betrokken, zodat zij straks niet alleen kennis meebrengen, maar ook actief bijdragen aan de transitie.”
Van der Weijden is onderzoeker bij de Biorecovery Groep van Environmental Technology aan Wageningen University & Research en al meer dan twintig jaar docent bij UCR.
Op 10 maart 2025 ging het project Propelling Circular Economy in Zeeland officieel van start. Een eerstvolgende bijeenkomst staat gepland voor het najaar. “Samen met stakeholders uit onder andere bedrijfsleven, overheid en landbouw verkennen we hoe we concreet kunnen toewerken naar een circulaire economie. Dat vraagt onder meer om een zorgvuldiger en meer verantwoord gebruik van grondstoffen, waarbij hergebruik zodanig wordt ingericht dat zowel de CO?-uitstoot als het waterverbruik niet toeneemt”, aldus Van der Weijden.
De mogelijk eerste obstakels zijn inmiddels zichtbaar en liggen opvallend vaak in de juridische sfeer. “Mag je van afval producten maken? Of, meer concreet: kun je biobased gewassen telen op vervuilde grond? En is het toegestaan om industrieel restwater in op landbouwgrond toe te passen? Deze vragen raken aan regelgeving die nog lang niet altijd in lijn is met circulaire ambities. Daarom is expliciet een juridische werkgroep van de Universiteit Utrecht ingericht, die zich toelegt op het vroegtijdig identificeren en oplossen van dit soort knelpunten.”
Van der Weijden wijst erop dat icoonproject ProceZ nauw verbonden is met de twee andere DCC-icoonprojecten. “Nutriënten die niet worden benut, vloeien van het land af het water in. Binnen ProceZ richten we ons op onderzoek naar de nutriëntenkringloop, zowel op land als in het water. Daarmee is er een duidelijke inhoudelijke connectie met icoonproject Delta Protein dat zich onder meer bezighoudt met eiwitten uit mariene bronnen.”
Daarnaast is er een logische samenhang met icoonproject Flexible Deltas, het project dat zich richt op waterkerende landschappen. “De wijze waarop het landschap wordt ingericht, beïnvloedt direct wat er op die gronden kan groeien. Dat is vanzelfsprekend ook belangrijk voor ons onderzoek.”
Behalve de samenwerking binnen de Zeeuwse delta, kijkt Van der Weijden nadrukkelijk over de grens. “De delta houdt niet op bij de landsgrens. Samenwerking met Vlaanderen is belangrijk. Om die reden werken we onder andere samen met de Universiteit Gent. Daarbij speelt natuurlijk ook governance een rol: internationale samenwerking vereist immers duidelijke afspraken en goed afgestemde structuren.”
Van der Weijden geeft aan dat het onderzoek naar een circulaire economie steunt op drie belangrijke parameters. Dat zijn: het efficiënt gebruik van grondstoffen, de ecologische impact en de economische én juridische haalbaarheid van circulaire toepassingen. Om deze abstracte principes te vertalen naar concrete onderzoeksactiviteiten, zijn inmiddels drie promotietrajecten gestart. “Een eerste PhD-kandidaat analyseert de nutriëntenstroom in Zeeland, nadrukkelijk in samenwerking met Vlaanderen. Daarbij wordt niet alleen in kaart gebracht hoe nutriënten zich door het systeem verplaatsen, maar ook welke interventies mogelijk zijn en wat de consequenties daarvan zouden zijn.”
Een andere student richt zich op de ecologische meerwaarde van oesterriffen met specifieke aandacht voor hun vermogen om stikstof uit het water te verwijderen via natuurlijke filtratie. “Oesterriffen functioneren als levende filters en kunnen op termijn een bijdrage leveren aan het herstel van de waterkwaliteit,” licht Van der Weijden toe. Tot slot staat de start van een derde PhD-traject op stapel, waarin de juridische dimensie centraal zal staan: “Er is grote behoefte aan helderheid over de wet- en regelgeving rondom circulaire toepassingen. Dit onderzoek richt zich op het identificeren van juridische belemmeringen en het formuleren van oplossingsrichtingen om beleid en praktijk beter met elkaar te verbinden.”